Oil / Canvas: 63,5 x 43,5 cm
De Haagse Spuistraat, ook een eeuw geleden al een drukke winkelstraat, op een dag met somber weer. Met schilderijen als dit is Floris Arntzenius beroemd geworden. Hij werd zelfs de ‘meester van de Haagse straatjes’ genoemd. Dit sfeervolle schilderij heeft alles wat Arntzenius’ werk zo aantrekkelijk maakt. Het wat druilerige weer vervaagt de vormen en maakt alle kleuren op elkaar afgestemd, alleen tussen de mensen die de drukke straat bevolken is met rood en wit een opvallend accent aangebracht. Het zijn echter niet de winkelende mensen, maar het onregelmatige ritme van de gevels tegen de grijze lucht, wat lager herhaald door de uithangborden van de winkels, dat de hoofdrol speelt in dit stemmingsvolle schilderij. “Zoo’n gevel, zie je, dat is een heerlijk ding. Allemaal van die uithangborden en vlaggestokken, al dat grillige. En dan zoo even hier - en daar een kleurtje erin. Wat rood. Wat geel soms. Zoo’n tipje maar. En dan krijg je ‘t toch levendig! Als ‘t nou geregend heeft, dan is ‘t nog leuker: dat asfalt net een spiegel”, zei Arntzenius in 1910 in een interview. Ondanks dat hij ook in veel andere genres actief was, waren stadsgezichten bij somber weer zijn specialiteit. ”Ik wou dat het morgen grijs weer was, want met die strakke luchten is bijna niets mooi”, schreef hij aan zijn moeder, en: “Vandaag zon geweest, de hele dag, jammer.”
Net als zijn collega’s van zijn generatie, als Isaac Israels en Breitner, raakte ook Arntzenius geïnteresseerd in het leven in de grote stad. Het was niet meer het Hollandse landschap, maar de stad en het drukke moderne leven daar, die het werkterrein werd van de jongere kunstenaars die de impressionistische Amsterdamse School zouden vormen.
Arntzenius leerde Israels en Breitner kennen aan de Rijksacademie in Amsterdam, samen met onder anderen Jan Veth en Willem Witsen, waar ze samen het schildersvak leerden. Vooral voor Breitner had hij grote bewondering. Na wat omzwervingen, volgens sommigen om zich van Breitner los te maken, keerde hij terug naar Amsterdam. Daar merkte hij dat deze stad toch niet de ideale plaats voor hem was. Hij vond Amsterdam te groot en te 'grillig', “Deze stad vraagt om groot formaat doeken”, zei hij, en dat paste niet bij hem. Den Haag werd de stad waar hij zich thuis voelde. Zijn moeder had zich hier gevestigd na haar terugkeer uit Indië en Arntzenius voegde zich bij haar. Hier werd hij enthousiast lid van allerlei kunstenaarsverenigingen, trouwde met de kunstenaar Lide Doorman en schilderde zijn goedverkopende stadsgezichten. Daarnaast was hij een begaafd portretschilder. Hij maakte vele portretten in opdracht, maar tekende en schilderde graag spontane portretten van zijn gezin, en van vrienden en collega’s in de kunstenaarssociëteit of in het café. Ook Scheveningse strandgezichten en bloemstillevens schilderde hij veel. Toch zijn het de sfeervolle ‘straatjes’ die het meest zijn blijven boeien, en die nog altijd gezocht worden door verzamelaars.
Den Haag Born on Java (Dutch East Indies), Floris Arntzenius came to the Netherlands with his family as a young boy. He received his formal artistic education at the Rijksacademie in Amsterdam. After the death of his father in 1892, he and his mother settled in The Hague, never to leave this city. He is considered a representative of the younger generation of the Hague School. In fact, Arntzenius’ work must be placed between the Hague School and the even freer impressionism of the Amsterdam School. Influenced by his contemporary George Breitner (1857-1923) Arntzenius preferred choice of subject matter, city-life with crowded streets, was at odds with the Hague School, which focused mainly on land- and seascapes around The Hague. His intimate darker colours, though, combined with strong contrasts between light and dark, belonged to the Hague School tradition. Another favoured subject, the beach scenes at Scheveningen, are of a lighter version, rendered in strong brushstrokes and evoke a calm serenity. Unlike his Amsterdam colleagues, Isaac Israels and George Brietner, Arntzenius was not allowed by the city council of The Hague to paint out-doors and was forced to “rent a window” for access to his many street views. Floris Arntzenius embraced the artistic scene of The Hague by becoming a prominent member of various artists societies and leading an extensive social life surrounded by fellow artists. He married a painter of floral still-lives, Lide Doorman, and together they had four daughters. Arntzenius was an accomplished artist in several mediums, but especially his watercolours gained high praise. From 1910 onwards, having a double studio, he took on pupils and worked mostly on commission until his death by tuberculosis in 1925. Floris Arntzenius was a successful painter throughout his life. He knew of the modernistic trends of his day but chose his own path moving away from the Hague School by embracing a more modern attitude to life.