G.J. (GERARDINE) VAN DE SANDE BAKHUYZEN


Kunstenaars

Biografie

G.J. (GERARDINE) VAN DE SANDE BAKHUYZEN
1826 Den Haag - 1895 Den Haag

Het schilderen van stillevens stond in de negentiende-eeuwse academische traditie op de onderste plaats geclassificeerd van de specialisaties waaruit de aankomende kunstenaar kon kiezen. Een beetje schilder hield zich bezig met belangrijke onderwerpen, zoals de historieschilderkunst, en schilderde slechts terloops een bloemstukje al was het maar om te kunnen laten zien dat men het gehele metier beheerste. Het schilderen van stillevens was voorbehouden aan vrouwen, die het veelal uit liefhebberij deden en bovendien tot het laatste kwart van de negentiende eeuw niet welkom waren op de kunstacademies hier te lande. Gerardine kreeg dan ook les van haar vader, de landschaps- en dierenschilder Hendrikus (1795-1861). In 1850 exposeerde zij voor de eerste keer met een aquarel, getiteld: "Rozen en dahlia's", die verkocht werd voor 25 gulden. Aanvankelijk schilderde zij in de traditie van de zeventiende-, achttiende-, begin-negentiende-eeuwse bloem- en fruitstillevens; mooi, overdadig, vakkundig, glad en wat stijf van compositie. Omstreeks 1870 komt daar verandering in. Bloemen worden bijna nooit meer in een vaas geschikt; het worden boeketjes van veldbloemen of bloemen uit de tuin, losjes geschikt en meestal op een bosgrond neergelegd. Soms in een mand met wat fruit eromheen en altijd briljant van kleur en licht. Nieuw ten opzichte van de traditionele stillevens was het gebruik van verwelkte bloemen en van bloemen die nog uit moesten komen; van dit laatste zijn ook in dit schilderij enige voorbeelden te zien. Nieuw was ook de breuk met de gladde schildertechniek en het gebruik maken van een veel lossere toets, die ook zo kenmerkend was voor haar collega's van de Haagse School. In 1871 merkte een kunstcriticus naar aanleiding van haar inzending naar de Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam op: "Mejuffrouw van de Sande Bakhuysen kiest voor haar schilderij (...) een handvol bloeijende rozen, werpt ze zonder affektatie in die schoone wanorde neer, waarin aan stengel, blad en tak eene eigenaardige poëzie verleend wordt, en voltooit kunstwerken die door frischheid en goeden smaak ieders hart winnen"; een uitspraak die ook heden ten dage nog door de toeschouwer onderschreven zal worden. Haar motto was: "Navolging der natuur is de ontdekking van het schoone". Haar lijfspreuk wordt ook in dit bloemstilleven volledig waargemaakt. Het bloemstuk bestaat onder meer uit witte en roze wilde rozen, wilde haver, margrieten of wilde kamille, ereprijs en eikenbladeren. Het uitbundige zonlicht op de bladeren en rozen is subtiel en in vele nuances aangebracht; licht en schaduw vormen een harmonisch geheel. De kleur van de eikenbladeren maakt duidelijk, dat de herfst is ingetreden; het favoriete jaargetijde van de kunstenares.