W. (WILLEM) ROELOFS


Kunstenaars

Biografie

W. (WILLEM) ROELOFS
1822 Amsterdam - 1897 Berchem

Willem Roelofs wordt wel beschouwd als een van de grondleggers van de Haagse School en als de belangrijkste vernieuwer van de landschapsschilderkunst in de loop van de jaren vijftig van de negentiende eeuw. In 1847 was hij van Den Haag naar Brussel verhuisd; enerzijds wegens liefdesperikelen, omdat de ouders van Roelofs zich niet in de partnerkeuze van Willem konden vinden en anderzijds zag Roelofs er betere artistieke en commerciële mogelijkheden. De eerste jaren in Brussel schilderde hij nog landschappen in de traditie van de Nederlandse Romantische School. Onder invloed van de schilders van Barbizon werd zijn penseelvoering losser en het landschap "realistischer" weergegeven. Na enige landschappen in de omgeving van Fontainebleau en Barbizon gemaakt te hebben, legde hij zich in hoofdzaak toe op het weergeven van het Hollandse landschap. Zo vaak als hij kon reisde hij na 1856 in de zomermaanden naar het groene hart van Nederland, Drenthe en langs de grote rivieren om nieuwe inspiratie op te doen voor zijn schilderijen. Roelofs werd het meest geboeid door vee in polderlandschappen, riviergezichten, drinkplaatsen met koeien en waterplassen. De natuur in al haar facetten interesseerde hem, niet alleen vee trok zijn aandacht, maar ook kleinere dieren. Zo was hij een gepassioneerd beoefenaar van de entomologie.
Hoewel Roelofs een vernieuwer was, ging hij niet zo ver dat hij het credo van het grijsschilderen van zijn Haagse schildervrienden zou overnemen. Hij bleef kleur en vorm te belangrijk en meer in overeenstemming met de natuur vinden dan een schilder als Jacob Maris (1837-1899) noodzakelijk achtte. Met het systematisch schilderen van vee begon Roelofs na 1867; in heldere tonen en met een losse toets legde hij zijn karakteristieke landschappen met vee vast. Als geen ander was Roelofs zich bewust van de samenhang tussen de lucht en het landschap.
Beide waren een eenheid en wanneer veranderingen in de ene locatie niet gevolgd zouden worden door aanpassingen in de andere plaats, zou het schilderij mislukt zijn. Daarom vond hij het belangrijk veel studies naar de natuur te maken. In een brief van mei 1866 aan zijn leerling H.W. Mesdag (1831-1915) raadde Roelofs hem aan "de natuur met gevoel maar zonder denken aan het werk van anderen, na te volgen. Schilder studies van gedeelten, bv. een stuk grond, een boomgroep of dergelijke maar toch altijd zóó dat men die in verband met het geheele landschap begrijpen kan, door achter de boomgroep de lucht juist van toon en daardoor in verband met de boomen er bij te schilderen.
De beoogde eenheid tussen landschap en lucht komt in het hier afgebeelde schilderij magnifiek tot uitdrukking. De koeien doen zich te goed aan het water uit de plas waarin zij staan. Hun huiden glanzen door het zonlicht dat zich tussen de grijsblauwe wolkenpartijen laat zien, in het water en in delen van het landschap. Aan de overzijde, op het tweede plan, staan een bovenkruier en een boerderij. In het verschiet is de subtiele overgang te zien van het optisch grijs van de horizon naar het lichtere grijs van de lucht. De laatste tien jaren van zijn leven woonde Roelofs weer in Den Haag. Kort voor zijn overlijden vertrok hij weer richting Brussel, maar zou daar niet arriveren. Halverwege Brussel zou hij bij familie in Berchem bij Antwerpen overlijden.