Olieverf / Doek: 30 x 40 cm
Een zorgvuldig uitgestalde verzameling boeken. Op de meeste banden zijn de titels niet te lezen, behalve op het boek dat ook door zijn lichte kleur en centrale positie al opvalt: Le Rêve van Émile Zola. Erachter lezen we nog de woorden Ex Libris: het schilderij toont een deel van iemands boekenverzameling. De inhoud van iemands boekenkast zegt veel over wie hij is. Daarmee wordt dit schilderij een soort portret, wellicht van Bremmer zelf.
Henricus Petrus Bremmer was een van de meest invloedrijke figuren in de Nederlandse kunstwereld van de eerste helft van de twintigste eeuw. Maar niet als schilder. Bremmer werd bekend als kunstpedagoog en theoreticus. Daarom is het bijzonder een schilderij te zien van iemand die een hele generatie naar kunst leerde kijken. Bremmer vond zijn ware roeping in de kunstbeschouwing en in het begeleiden van verzamelaars en kunstenaars. Vanaf 1906 publiceerde hij zijn ideeën in boeken als Eene inleiding tot het zien van beeldende kunst en Praktische Aesthetica. Hij gaf cursussen kunstbeschouwing, vooral aan welgestelde dames, en bouwde een groot netwerk op van kunstenaars, verzamelaars en kunsthandelaren. Zijn oordeel gold als gezaghebbend, en zijn invloed was zo groot dat hij al snel bekendstond als de ‘kunstpaus van Nederland’.
Bremmer was maar kort als kunstenaar actief. Hij schilderde vooral tussen 1890 en 1895 verfijnde, subtiel uitgewerkte stillevens, landschappen en interieurs. Intieme onderwerpen, ambachtelijk uitgewerkt in een pointillistische stijl. Dit was het soort kunst waarvoor hij altijd een voorkeur zou houden en die in deze tijd zelfs ‘Bremmeriaans’ werd genoemd. Hij vond dat een schilderij een ‘nederig’ onderwerp moest hebben, een hoekje van een interieur, een eenvoudig landschap of een stilleven met alledaagse voorwerpen. Zijn pointillistische stijl was heel modern in die tijd en was in Nederland door Jan Toorop bekend geworden. Bremmer zette talloze stipjes verf in verschillende kleuren naast elkaar, waardoor zijn werk een verstilde, bijna meditatieve sfeer kreeg. Kritieken waren vaak lovend, en wanneer ze minder positief waren, beschouwde Bremmer dat als bewijs dat hij deel uitmaakte van de avant-garde.
Bremmer vond dat de persoonlijkheid van de kunstenaar uit een kunstwerk moest spreken. ‘Waarachtigheid’ en ‘waarheidsgetrouw’ waren sleutelbegrippen in zijn leer om ‘kunst te leeren zien’, die hij de ‘Praktische Aesthetica’ noemde. Niet het onderwerp is daarom wezenlijk, maar de manier waarop de kunstenaar een vorm wist te vinden om zijn emotie op de beschouwer over te brengen, met lijn, vorm, kleur en compositie. Hij putte daarbij onder andere uit symbolistische theorieën, de Ethica van Spinoza en de ideeën van de Tachtigers, de jongere generatie Nederlandse schrijvers en kunstenaars aan het einde van de negentiende eeuw. De persoonlijkheid en emoties van de kunstenaar waren belangrijk, want kunst was, volgens de dichter Kloos, ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. De keuze voor Zola’s Le Rêve op het boekenstilleven krijgt in dit licht een diepere betekenis. Zola werd bewonderd door de Tachtigers maar ook door Vincent van Gogh, die in een brief schreef: “Zola zegt: ‘In ‘t kunstwerk zoek ik den mensch, de artiest...’ Ziedaar, dat vind ik volkomen waar.” Bremmer deelde deze overtuiging, en de prominente plaats van het boek in zijn schilderij is dan ook geen toeval. Het stilleven wordt daarmee een programmatische uitspraak over kunst: de kunstenaar toont zichzelf via de boeken die hem inspireren.
Bremmer was een van de eersten die het belang van Vincent van Gogh begreep, een kunstenaar die zeker aan het Bremmeriaanse ideaal beantwoordde. Over hem publiceerde Bremmer in 1911 het boek ‘Vincent van Gogh. Inleidende beschouwingen’. Bremmer zorgde ervoor dat het werk van Van Gogh in Nederland meer bekendheid kreeg. Als adviseur van Helene Kröller-Müller zorgde hij ervoor dat zij diens werk ging verzamelen. Het Kröller-Müller Museum, dat hieruit voortkwam, bezit nu de op één na grootste Van Gogh-collectie ter wereld.
Hendricus Petrus Bremmer: Leiden 1871- Den Haag 1956
Bremmer ontleende zijn grootste bekendheid aan zijn adviseurschap van mevr. Kröller-Müller en zijn functioneren als kunstpedagoog, -criticus en -theoreticus. Van 1896 af verzorgde hij in het hele land cursussen aan geïnteresseerden; Helène Kröller-Müller was één van zijn leerlingen en ging onder zijn invloed en leiding over tot het aanleggen van een verzameling. In dagbladen en tijdschriften schreef hij artikelen over kunst. Hij steunde vele kunstenaars door hun werk te kopen of aan te prijzen. In 1951 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Groningen. Daarnaast schilderde en tekende hij, hoewel zijn oeuvre beperkt is. In 1889-1890 was hij als student verbonden aan de Haagse academie en schilderde hij in een naturalistisch- impressionistische stijl. Omstreeks 1893 gaat hij onder invloed van o.a. Seurat, Signac en Toorop pointillistisch werken. De stippeltechniek voert hij zeer fijn uit; pas omstreeks 1902 wordt zijn techniek wat losser van vorm. In 1950, nog tijdens zijn leven, wijdt het Gemeente Museum in Den Haag een overzichtstentoonstelling aan hem waar dit schilderij mede tentoon werd gesteld.