Pastel / Papier: 49,5 x 39 cm
Een bijzondere tekening van één van de inwoners van het Zeeuwse eiland Walcheren, die vaak model stonden voor Jan Toorop aan het begin van de vorige eeuw. De tekening lijkt niet af, het tegendeel is waar; Toorop heeft slechts enkele delen ingekleurd. Hij heeft zijn kleurgebruik hier op een bijzondere manier ingezet. Alleen die delen die het licht vangen dat door de bomen van de boomgaard valt heeft hij van kleur voorzien. Op deze subtiele manier bracht Toorop zo diepte in het werk. Zo krijgen we het gevoel van de koelte onder de bomen op een mooie dag in de late zomer. Jan Toorop maakte zijn hele leven kunstwerken met boeren, arbeiders en vissers als onderwerp. Het harde werken, de armoede en ellende stonden hierbij voorop. Toorops sociaal bewogen taferelen van het proletariaat en landarbeiders veranderden later tijdens zijn katholieke periode in beelden van trotse mannen en vrouwen die godsvruchtig hun land bewerken, diep verbonden met dat wat wezenlijk belangrijk was. Toorop was niet alleen door het Zeeuwse landschap en het Zeeuwse licht gefascineerd. Ook de vrome inborst van de Zeeuwse boerenbevolking trok hem bijzonder aan, zeker nadat hij in 1905 katholiek geworden was. In Zeeland zocht hij in de boerenbevolking ook naar karakteristieke koppen voor zijn religieuze werk. Toorop had in deze tijd van industrialisering en verstedelijking niet alleen belangstelling voor het zuivere en onbedorven leven op het platteland.
De bijdrage die Jan Toorop leverde aan de ontwikkeling van de kunst in Nederland was enorm. Zijn grote gevoeligheid voor nieuwe ideeën en zijn grote begaafdheid als kunstenaar zorgden ervoor dat hij zich snel meester maakte van een nieuwe stijl. Bovendien was hij een man die zich graag omringde met allerlei (kunst)vrienden. Hij had contacten met verschillende moderne kunstbewegingen in heel Europa: Les Vingt in Brussel, de Arts and Crafts-beweging, Prerafaëlieten in Engeland en de Oostenrijkse Wiener Secession. In Nederland gaf hij alle nieuwe ideeën door. Vanaf 1903 tot 1921 bracht Toorop elke zomer door in Domburg. Door zijn charismatische persoonlijkheid vormde zich rondom hem direct een schilderskolonie. Waarschijnlijk was hij voor het eerst in 1898 in Domburg. Hij verbleef die eerste keer in het Badhotel, maar maakte al snel vrienden waar hij kon logeren. Vanaf 1903 woonde en werkte hij elke zomer in zijn eigen pied-à-terre in het midden van het stadje. Hier voelde hij zich vrij om te experimenteren, zozeer dat hij vaak in verschillende stijlen tegelijk werkte. Toen hij onze tekening maakte, hadden zijn schilderijen een heel andere stijl. Hij bouwde die aanvankelijk op uit fijne stipjes en ging later over op bredere blokjes in felle kleuren. Dit werk werkte bevrijdend op een generatie jongere kunstenaars en leidde even later tot het luminisme, een typisch Nederlandse vorm van het divisionisme. Hiermee vestigden Mondriaan, Gestel en Sluijters rond 1910 hun reputatie als hypermoderne kunstenaars. Middels stippels en streepjes vertaalden zij, in navolging van Toorop, het licht over het landschap in stralende schilderijen. In Zeeland bleef Toorop lang divisionistische, luministische schilderijen maken van het land, de zee en de Zeeuwse bevolking, terwijl hij de rest van het jaar juist in een lineaire, tekenachtige stijl werkte. In Zeeland ontstonden daarnaast bijzondere tekeningen, zoals de onze, die wel in een lineaire stijl gemaakt zijn en waarin de kleur een veel subtielere, maar even wezenlijke rol speelt.
Jan Toorop was in de late 19de en de vroege 20ste eeuw de spil in het web van de Nederlandse en Europese kunstwereld. Hij gaf een belangrijke impuls aan de vernieuwing van de kunst in Nederland door zijn contacten met buitenlandse kunstenaars, maar ook door bekendheid te geven aan het werk van Vincent van Gogh. Hij introduceerde nieuwe kunststromingen, zoals de art-nouveau, het symbolisme en het pointillisme. Toorop was vaak de eerste die nieuwe stijlen en technieken overnam, op zijn eigen manier verwerkte en doorgaf aan kunstenaars in binnen- en buitenland. Hij was, als enige Nederlander, lid van de progressieve kunstenaarsvereniging Les Vingt in Brussel. In Engeland ontdekte hij de pre-rafaelieten en de Arts and Crafts-beweging, wat grote invloed had op zijn monumentale en symbolistische werk. In 1887 ging hij met de Belgische schilder James Ensor naar Parijs, waar hij het werk van de pointillisten Georges Seurat en Paul Signac zag en onmiddellijk toepaste in zijn eigen werk. Hiermee had hij een enorme invloed op Jan Sluijters, Leo Gestel en Piet Mondriaan. Jan Toorop was degene, die als eerste het pointillisme en vervolgens het divisionisme in Nederland introduceerde; later in een andere vorm voortgezet en verder ontwikkeld door Jan Sluijters (1881-1957), Leo Gestel (1881-1941) en Piet Mondriaan (1872-1944). Toorop werd door zijn regelmatig verblijf in België en zijn goede contacten met kunstenaars in Brussel in het begin van de jaren tachtig als enige Nederlander uitgenodigd lid te worden van de avant-gardegroep "Les XX". Prominente kunstenaars als James Ensor (1860-1949), Theo van Rijsselberghe (1862-1926), Fernand Khnopff (1858-1921), Henry van de Velde (1863-1957), Félicien Rops (1833-1898) en Georges Lemmen (1865-1916) maakten van "Les XX" deel uit. Toorop functioneerde min of meer als intermediair tussen Nederland en België: hij zorgde er voor dat kunstenaars van de Haagse School in België konden exposeren en omgekeerd liet hij Nederland kennis maken met nieuwe stromingen van onze zuiderburen. Elk jaar zond hij werk in naar de tentoonstellingen van "Les XX". Opvallend is de invloed die het werk van Ensor uit de beginjaren van de groep op Toorop had. Zowel diens onderwerpen, maar ook het gebruik van het paletmes ontleende hij aan Ensor. Zeeland en met name Domburg op Walcheren was een badplaats waar Toorop in de beginjaren van de 20ste eeuw vele zomermaanden doorbracht, er tentoonstellingen organiseerde en geestverwanten uitnodigde naar de badplaats te komen. Toorops divisionisme, ook wel blok-pointille genaamd, bestond uit korte losstaande verfstreken, veelal in ongemengde kleuren opgebracht, waardoor een mozaïek-achtige structuur tot stand kwam. Het schilderij "Jonge boerin appels aan het plukken" is een goed voorbeeld van deze techniek. Toorop woonde in 1905 in Amsterdam en zou daar met zijn nieuwe schilderwijze de voorloper worden van de stroming die een jaar later het Amsterdamse luminisme zou gaan heten, met o.a. Sluijters, Gestel en Mondriaan als representanten, die tot 1911 in deze stijl zouden werken.