Kunstenaars
F. (FERDINAND) HART NIBBRIG
1866 Amsterdam - 1915 Laren
Ferdinand Hart Nibbrig werd op 5 april 1866 te Amsterdam geboren. Hij studeerde van 1883 tot 1888 aan de Rijks Academie te Amsterdam en rondde zijn studie af in Parijs op de Ecole Julien en het atelier Cormon. Daar raakte hij onder de indruk van het werk van Vincent van Gogh en Georges Seurat. De indrukken die hij daar opdeed zou hij pas veel later in zijn werk gaan toepassen. Weer in Nederland werkte Hart Nibbrig in zijn eerste jaren als schilder vooral in de impressionistische stijl van de Amsterdamse School van Breitner en Isaac Israels. Na zijn verhuizing naar Laren werd zijn stijl meer realistisch, maar hij schilderde ook steeds vaker pointillistische landschappen. Of het nu ging om mensen of om landschappen, Hart Nibbrig trachtte voortdurend door te dringen tot de essentie van wat hij waarnam. Mensen in hun omgeving, met bijzondere aandacht voor arbeiders, wevers en boerentypes werden realistisch, psychologiserend en in een vlakke stijl geschilderd; hun karakters wilde hij blootleggen. Bij landschappen ging het hem er om het licht in al zijn verschijningsvormen uit te beelden. Zijn werken kenmerken zich door veel licht en heldere kleuren. Behalve in het kunstenaarsdorp Laren werkte en woonde hij voor kortere of langere tijd in Rhenen, op Vlieland, in Zuid Limburg en in het Zeeuwse Zoutelande. Hij maakte ook reizen naar Noord-Afrika en Duitsland. Op 12 oktober 1915 overleed Hart Nibbrig in Laren op tweeënvijftigjarige leeftijd. Ondanks dat zijn schildersloopbaan te vroeg was afgebroken is zijn artistieke erfenis belangrijk gebleken. Hart Nibbrich was een van de eerste kunstenaars die het luminisme in Nederland introduceerden. Een grote verzameling van zijn werk is te zien in het Singer Museum in Laren, niet ver van de villa en atelier waar veel van zijn beste werk ontstond.
Of het nu ging om mensen of om landschappen Hart Nibbrig trachtte voortdurend door te dringen tot de essentie. Mensen in hun omgeving, met bijzondere aandacht voor arbeiders, wevers en boerentypes werden realistisch, psychologiserend en in een vlakke stijl geschilderd; hun karakters wilde hij blootleggen. Bij landschappen ging het om het licht in al zijn verschijningsvormen uit te beelden. Om 'licht' zo goed mogelijk te kunnen weergeven, boden de vormtaal van het pointillisme en divisionisme en het bijbehorende kleurgebruik de meest geschikte mogelijkheden. Deze stippel- en streeptechniek paste hij afwisselend en door elkaar toe, al naar gelang het hem het beste uitkwam. Hart Nibbrig bleef zijn in 1892 gekozen schilderstijl tot aan het einde van zijn relatief korte leven trouw. De landschappen die hem het meeste boeiden lagen in Zeeland, Gelderland, Het Gooi, Vlieland, Zuid-Limburg en Algerije. Na zijn academiejaren in Amsterdam en een studiereis naar Parijs, waar hij indrukken van de nieuwe schilderkunst op zich liet inwerken, maar nog niet zelf toepaste, vestigde hij zich in 1894 in Laren, waar hij - met de nodige onderbrekingen - het grootste deel van zijn leven zou blijven wonen en werken. Zijn villa en atelier lagen niet ver af van het latere Singer Museum. Zijn vriend, de criticus J. Cohen Gosschalk (1873-1912) schreef in 1910 over Hart Nibbrigs beginjaren in Laren: "Gelukkige jaren van blijmoedig en stevig- volgehouden werken. Voor het eerst schilderde hij toen 'Den Eng', de wijde korenzee van gouden rogge en zilveren boekweit, daarachter, tusschen het groen, het dorpje, daarboven welft de lichttrillende zomerlucht, nevelig en van hitte doortrokken" ("Onze kunst", jaargang 1910, nr. 2, pag. 10). De betekenis van Laren en de schilderijen die Hart Nibbrig daar maakte werd in 1901 treffend onder woorden gebracht door P.H. van Moerkerken (1877-1951): "Daarna zag hij Laren weer, en nu zijn oog voor de zonnetinteling van den bloeienden zomer geopend was, begreep hij ook de heerlijkheid der rijpende rogge - en der blanke boekweitvelden. Het lieflijk Gooi, 'Daer eick bij eick zoo vrolijk groeit, Het velt vol zoete boeckweit groeit' gelijk Vondel zong in een zijner liederen aan de Hinlopens, het Gooi ging nu voor hem open in al zijn zomersche levensblijheid. Het was voor Nibbrig de tijd van overgang tot zijn latere periode, van lichtende schildering. Heviger werden zijne kleuren, de contouren kregen meer betekenis (...) en met het pointillé-procédé, door hem echter in bescheiden mate, wel anders dan vele Franschen en Belgen, toegepast, bereikte hij die tinteling van licht, die zuiverte van atmospheer, welke zoo lang reeds zijn begeerte was geweest (...). Maar vooral de wijdheid der velden, waar tot den horizont, tot het verre dorp in geboomte verscholen, de gele rogge, de witte boekweit trilt onder het licht, vooral de wijdheid der golvende akkers onder de dampig-warme luchten weet hij op zijne schilderijen van den Larenschen Eng voortreffelijk ons te doen voelen" ("Elsevier geïllustreerd maandschrift", september 1901, pag. 585-589).
1 results sorted by nieuw. Showing results 1 - 1.