Oil / Canvas: 70 x 100 cm
Drie volksmeiden lopen gearmd door de sneeuw over straat. Twee van de meiden hebben ons in de gaten. De voorste kijkt nieuwsgierig, de achterste lijkt minder gecharmeerd om zo op straat aangestaard te worden. Het standpunt dat Breitner koos is bijzonder. We zien de drie vrouwen enigszins van boven, tegen een vuilwitte achtergrond die stadse sneeuw suggereert. De drie figuren vullen het beeld, andere details zijn afwezig. Het schilderij lijkt een snapshot, en dat klopt ook. Breitner was, naast schilder een getalenteerd fotograaf, al kwam hij daar niet graag voor uit. Het gebruiken van fotografie door kunstenaars was een gevoelig onderwerp aan het einde van de negentiende eeuw. Hoewel er meerdere kunstenaars waren die zich met fotografie bezig hielden zag men fotografie als gemakzuchtig en was bang dat de fotografie de schilder overbodig zou maken. Rond 1890 begon Breitner met straatfotografie, een genre waarin hij pionier was in Nederland. Zijn foto’s geven een uniek beeld van het toenmalige stedelijke leven, van mensen, beweging en licht. De meeste fotografen in zijn tijd fotografeerden de stad zelf, het liefst zonder passanten. Voor Breitner was de stad het decor waartegen zich het leven zich afspeelde. Hij hield veel minder afstand dan andere fotografen en drukte juist af als zich een voorbijganger in het beeld bevond. Breitner heeft meer dan 2000 opnamen gemaakt, en vele honderden afdrukken, met verschillende camera’s. Breitner was een heel andere fotograaf dan gebruikelijk in die tijd. Hij nam weinig afstand en bekommerde zich niet om de regels van compositie en techniek. De ongebruikelijke standpunten en composities die zo ontstonden vormden een onuitputtelijke inspiratiebron voor zijn schilderijen. De manier waarop de drie meiden op ons schilderij als in een momentopname zijn vastgelegd, toevallige, haastige voorbijgangers, in een flits geobserveerd, zou niet mogelijk zijn geweest zonder de fotografie als inspiratiebron. Breitner hoorde tot de jonge generatie schilders die was opgegroeid met de Haagse School. Hij had in Den Haag gestudeerd en gewerkt met de broers Maris, Anton Mauve, en Hendrik Willem Mesdag. In Amsterdam sloeg hij een nieuwe weg in. Het zijn niet de schilderachtige figuren en de schilderachtige landschappen van de oudere generatie die hem interesseren. Breitner werd geboeid door het moderne leven in de stad en wilde dat vastleggen. Hij schilderde het met brede, grove toets, weinig gedetailleerd, met een overwegend bruin palet. Met zijn bijzondere composities wees hij de weg voor de moderne kunst in de twintigste eeuw. Met zijn grote stadsgezichten werd hij de historieschilder van zijn eigen tijd. Amsterdam maakte aan het einde van de 19de eeuw een enorme groei door en ontwikkel¬de zich van ingeslapen provinciestad tot internationaal industrie- en zakencentrum. De bevolking nam explosief toe en de stad werd uitgebreid met nieuwe wijken. In de binnenstad verrezen hotels en theaters waar een mondaine sfeer heerste. Niet langer was Den Haag de culturele hoofdstad van Nederland. De nieuwe vitaliteit van Amsterdam trok een jonge generatie schrijvers en schilders aan, naast Breitner ook Isaac Israels en Willem Witsen. Zij doorkruisten alle hoeken van de stad en schilderden en tekenden volkstypen in cafés en danshuizen op de Zee¬dijk, de Nes of in de Jordaan en zochten de schoonheid in het alledaagse leven. In een interview zei Breitner: ‘Het is niet alleen de schoonheid van de stad die me raakt, maar ook de dynamiek, de levendigheid. Hier is alles in beweging, er wordt volop gebouwd, het culturele klimaat floreert. Die vitaliteit wil ik vastleggen in mijn schilderijen. Juist de grote vernieuwingen in de stad laat ik zien, de bouwplaatsen met de werklui, de bedrijvigheid, prachtig! Amsterdam past ook beter bij mijn karakter: het is net zo impulsief en explosief als ik.'
George Hendrik Breitner began his artistic training at The Hague Academy in 1876. Influenced by the painters of the Hague School and their new realistic approach to nature, Breitner developed a modern and impulsive style of his own and was soon considered an extraordinary talent by fellow artists. He became a member of the painterly society Pulchri Studio and helped paint the Panorama Mesdag (1880-1881), which can still be viewed. Among other things, he painted the cavalry there, practicing on the beach. In 1882 he decided to take a new path. In a letter, he wrote, 'myself, I will paint man on the streets and in the houses the streets and houses they built 't life above all. Le peintre du peuple, I shall try to become or rather I am already because I want it to be.' In the years 1882-1883, he regularly hung out with Vincent van Gogh, with whom he walked the streets a lot 'to go looking for figures and nice cases.' Dissatisfied with the cultural climate in The Hague and attracted to the dynamic and inspiring city of Amsterdam, Breitner left The Hague and joined the Amsterdam Academy in 1886. In that same year, a group of young bohemian writers founded the literary journal 'De Nieuwe Gids,' in which they published their reflections on contemporary artists and passionately propagated the 'L'art pour l'art' ideal in the visual arts and literature. The group, also known as the 'Tachtigers,' included painters like Willem Witsen (1860-1923), writer Adriaan Roland Holst (1888-1976), painter Jan Veth (1864-1925), composer Alfons Diepenbrock (1862-1921) and others. The Tachtigers considered the personal impression much more important than the depiction of realistic details. All the important members were focused on Amsterdam, changing the artistic scene from The Hague to Amsterdam and giving Impressionism a city rather than landscape orientation. Hence Amsterdam Impressionism.
An ambitious painter of modern life, Breitner, along with Isaac Israels (1865-1934), became one of the leading figures of the Amsterdam Impressionist movement. In the eyes of his contemporaries, Breitner was the artist who knew how to depict on canvas those elements that defined the attractive elements of the city. As 'Le peintre du peuple,' he did not want to paint classical themes or create realistic historical paintings in an academic manner, but rather to depict everyday life above all.
Breitner often roamed the streets with his sketchbook and camera to capture the daily lives of construction workers, laborers, maids and playing children. With powerful brushstrokes, he captured what he saw: a fleeting moment, a fragment in time. To convey an impression was painting at its purest; the eye does the rest. Bustling city life would become a recurring subject in his oeuvre. After 1914, he painted less and hardly ever took photographs. He died on June 5, 1923, behind his easel, palette and brush in hand.