Oil / Canvas: 46 x 38 cm
Ondanks dat Appel zich gedurende zijn lange carrière altijd is blijven ontwikkelen bleef de beeldtaal die hij de de Cobra-periode ontwikkelde altijd herkenbaar. Deze ‘Personage’ is een typisch Cobra-wezen, opgebouwd uit vlakken van heldere kleuren, omsloten door stevige contourlijnen. De vlakken zijn ingevuld met heldere, veelal ongemengde kleuren, de figuur komt naar voren tegen een achtergrond die is opgebouwd uit penseelstreken in grijs, beige en lichtgroen. De twee grote ogen staren de toeschouwer intens aan. Het wezen heeft iets cartoonesks. Het schilderij is gemaakt in een explosie van creativiteit, een explosie van opgebouwde spanning, waar Appel als action-painter in de jaren ‘50 beroemd en berucht mee was geworden. Het herinnert het aan de vragende kinderen die Appel kort na de oorlog schilderde. Dit bekendste onderwerp uit Appels oeuvre komt voort uit een ervaring die hij kort na de oorlog had. Toen hij op weg naar Denemarken met de trein door het door de oorlog compleet verwoeste Duitsland kwam, maakten de groepjes hongerige, om voedsel bedelende kinderen op de stations een verpletterende indruk. Het onderwerp liet hem lange tijd niet los. Toen hij in 1949 een muurschildering met Vragende kinderen had gemaakt in de kantine van het Amsterdamse stadhuis, weigerden de ambtenaren eronder te eten. De schildering werd vervolgens jarenlang bedekt. Appel, en de andere kunstenaars van Cobra, zochten naar oorspronkelijke vormen van creativiteit, die zij vonden in kindertekeningen, Afrikaanse kunst, het surrealisme en de kunst van outsiders. Appel vond al snel dat hij al die invloeden voldoende had verwerkt. “Ik maak nu een krachtig primitief werk, krachtiger dan negerkunst en Picasso. Ik ben er doorheen gestoten door de muur van Abstract, surrealisme enz. Mijn werk houdt alles in”, schreef hij in 1947. Niet iedereen was daarvan overtuigd: Nederlandse kranten spraken van geknoei, gekladder en verlakkerij. De ophef was groot toen Appel in een interview zei: “Ik rotzooi maar een beetje an. Ik leg het er tegenwoordig flink dik op, ik smijt de verf er met kwasten en plamuurmessen en blote handen tegenaan, ik gooi d'r soms hele potten tegelijk op.” De tentoonstelling van Cobra in het Stedelijk Museum in Amsterdam werd een publiek schandaal. Teleurgesteld door alle negativiteit in Nederland vertrok Appel naar Parijs, waar hij al snel internationaal zou doorbreken.
Het verhaal van Karel Appel, de eigenzinnige kapperszoon, de Amsterdamse volksjongen die het schopte tot wereldberoemd schilder met huizen en ateliers in Parijs, New York en Italië sprak bij velen tot de verbeelding en maakten hem geliefd bij een groot publiek. Ook zijn optredens in de pers en op de televisie waar hij zijn imago als ‘schilderende barbaar’ zorgvuldig koesterde droegen daaraan bij. De Nederlandse critici bleven echter nogal zuinig met de lof die hem in het buitenland wel overspoelde. In de jaren dat hij dit werk schilderde had Appel een moeilijke periode. Het kunstklimaat was niet gunstig voor zijn spontane expressionisme. Na de pop-art waren minimal art en conceptuele kunst in de mode gekomen, stromingen die ver van hem af stonden. De vrolijk kleuren van dit schilderij, de heldere compositie en de stripfiguur-achtige uitstraling verraden dat Appel toch met zijn tijd meeging. Het schilderij is op-en-top Appel, maar heeft wel iets van de sfeer van de pop-art meegekregen. Geen abstract expressionisme, maar een vitaal cartoon-karaktertje. Appel bleef in zijn kunst altijd zichzelf. Hij was niet politiek of intellectueel. Creativiteit stond centraal en dat maakt hem tijdloos. Zijn werk bewijst dat onbekommerde creativiteit en het verlangen naar de verloren onschuld van de kindertekening altijd actueel blijven.
Dutch painter, sculptor, and poet Karel Appel was born in Amsterdam. His father was a barber and Karel was to follow in these footsteps. He chose art school instead (Rijksacademie voor Beeldende Kunsten). After the Second World War he travelled to Liege and Paris. In November 1948, COBRA was born: an international movement of artists who worked experimentally that evolved from the criticisms of Western society and a common desire to break away from existing art movements. Experimentation was the symbol of an unfettered freedom. Appel was one of its founding members.
He drew inspiration from primitive art, children’s drawings, and outsider art, which he called unspoiled and pure. Appel painted spontaneously and created his compositions as he worked. He used to say: 'I just mess around'.
Appel painted and made collages and sculptures using simple forms and vivid colours. In 1953, he made his name internationally at the São Paolo Biënnale. This led to exhibitions around the world. By 1990, he had studios in New York, Connecticut, Monaco, and Tuscany.
His work is to be found in all major modern museum collections in the world.