Oil / Canvas: 106 x 84 cm
Na 1920 ontwikkelde Sluijters een meer realistische stijl, maar het felle kleurgebruik en de losse toets zouden een constante in zijn oeuvre blijven. Tijdens het interbellum komen tevens de meeste naaktstudies tot stand en blijft de invloed van Kees van Dongen (1877-1968) zichtbaar. Sluijters behoorde, evenals Van Dongen en Leo Gestel (1881-1941) en vóór hen Isaac Israels (1865-1934) en George Breitner (1857-1923) tot de Nederlandse kunstenaars, die in staat waren sensuele naakten te schilderen. De erotische uitstraling van veel naakten leidde destijds nogal eens tot negatieve kritiek en soms zelfs tot een afwijzing voor een tentoonstelling; de gangbare moraal was nog niet zo ver. Er werd regelmatig gesuggereerd dat Sluijters zich niet beperkte tot het schilderen van zijn modellen. Steevast antwoordde Sluijters dan: "Als ik ze geschilderd heb zou ik er zelfs niet meer mee naar bed kunnen, als ik eerst met ze naar bed zou gaan, zou ik ze niet meer kunnen schilderen".
Exotische modellen, zoals negerinnen en mulattinnen spraken Sluijters zeer aan. Ook deze 'Polynesische schone' wordt op sensuele wijze uitgebeeld. De felrode, volle niet gesloten lippen, de opgeheven arm en de hand die achter haar hoofd verdwijnt, het zachte bruinroze lichaam en het donkere gezicht zijn met brede penseelstreken trefzeker neergezet. De decoratieve bloemen in het blauwzwarte haar en de zeilboot rechts op de achtergrond accentueren het exotische karakter van de voorstelling. De fauvistische roodblauwe kleurcontrasten in het gezicht maken duidelijk hoe groot de invloed van Van Dongen is geweest en heeft nagewerkt (zie bv. de overeenkomsten met Van Dongens schilderij "Anita, nu couché" uit 1906), hoewel de thematiek mede herinnert aan het werk van Paul Gauguin (1848-1903).
In 1931 schreef een criticus over de verschillen en overeenkomsten in het werk van Sluijters en Van Dongen: "Wat in Van Dongens werk bij vergelijking met Sluijters 't meest opvalt is de mindere intensiteit van ontroering en uitdrukking. Dit is hoofdzakelijk het onderscheid, een onderscheid niet van principe, maar van gradatie. Bij Sluijters is de spanningsgraad der sensueele roering tot 't hoogst gestegen, reikend tot in 't psychische, waar de ziel mee ontvlamd in den brand der zinnen en stroomt in den vloed der kleuren (...), maar bij Van Dongen brengt de sensualiteit de ziel niet in woeling, doch blijft bij gebrek aan hevigheid, sensualiteit zonder meer".
Jan Sluijters behoort tot de belangrijkste Hollandse schilders uit de eerste helft van de 20ste eeuw. In 1904 won hij de Prix de Rome. De moderne Franse schilderkunst leerde Sluijters in 1906/1907 in Parijs kennen en was van beslissende invloed op zijn werk. Hier kreeg hij contact met nieuwe stromingen in de kunst zoals het Fauvisme (Matisse, De Vlaminck, Roualt, Van Dongen) en het luminisme (Seurat, Signac). In de jaren 1906 - 1916 verwierf hij erkenning als één van de grote verniewers van de Nederlandse schilderkunst.