Olieverf / Doek: 54 x 34 cm
Dit schitterende herfstlandschap maakte Leo Gestel in de herfst van 1909, in een roerige periode in de Nederlandse kunst, toen nieuwe ontwikkelingen elkaar razendsnel opvolgden. In deze periode was Gestel een van de gangmakers van de moderne beweging in Nederland. Samen met zijn collega’s Jan Sluijters en Piet Mondriaan liep hij voorop in experimenten die de kunst voor altijd zouden veranderen. In 1909 hield hij zich, geïnspireerd door de Franse pointillisten, bezig met het ontleden van de kleur. In navolging van de Franse schilder Seurat zette hij de verf in contrasterende stippen kleur op het doek, met de bedoeling dat de kleuren zich pas zouden mengen in het oog van de beschouwer en een sterkere sensatie van het licht teweeg zouden brengen. In 1905 was er in Amsterdam voor het eerst een grote tentoonstelling georganiseerd van het werk van Vincent van Gogh, 15 jaar na zijn dood. Ook dit was een sensatie voor de moderne schilders in Nederland. Daarbij kwam nog de invloed van de Parijse fauvisten, die de Hollandse schilders een vrijer gebruik van kleur hadden geleerd.
Om al die invloeden te verwerken ging Gestel in 1909 naar Hatert, in de omgeving van Nijmegen. Hier deed hij een stapje terug om zich weer geheel te richten op wat voor hem de belangrijkste bron van zijn kunst was: de natuur. Aanvankelijk was het werk dat hij hier maakte dan ook geen breuk met het realisme. De kleine stipjes verf die hij neerzette passen perfect bij de kleine ronde blaadjes van de berk. De afgevallen blaadjes op de grond mengen zich met ander blad en plantjes en vormen een veelkleurig tapijt dat perfect de sensatie van de herfst weet op te wekken. De kleurige berkenblaadjes tegen de bleekblauwe lucht geven het schilderij een bijna lichtgevende kwaliteit. Door gebruik te maken van nieuwe schildertechnieken wist Gestel hier een realistisch landschap te schilderen, dat zindert van kleur, maar niet ver afwijkt van de werkelijke kleuren in de herfst. Toch is het schilderij anders dan de kunst van de jaren daarvoor: helderder, lichter en kleuriger. In de woorden van een criticus uit die tijd: “... en dan ondergaat hij in Hatert bij Nijmegen de gouden verrukkingen van den herfst; zijn werk uit dien tijd is één jubel van kleur en hij schijnt zich aan de uitbundige tinten niet te kunnen verzadigen”.
Deze periode in Gestels ontwikkeling duurde niet lang. Toen hij terugkeerde in Amsterdam toonde hij in het voorjaar van 1910 zijn Nijmeegse werk bij de kunstenaarsvereniging St. Lucas in het Stedelijk Museum. Zijn werk werd gehangen bij de modernste kunstenaars, die inmiddels luministen werden genoemd. In deze zaal, die de ‘ziekenzaal’ werd genoemd vanwege het radicale werk dat daar hing, was ook werk te zien van Piet Mondriaan, Jan Sluijters, Arnout Colnot, Dirk Filarski en Jacoba van Heemskerk. Vooral het werk van Mondriaan was een sensatie, ook voor Gestel, die zijn atelier weer in ging om zijn Nijmeegse herfstbomen op een nieuw manier te gaan schilderen. Het bestuderen van de natuur in Nijmegen was voor Gestel een manier geweest om een nieuwe stap te nemen in zijn ontwikkeling.
Leendert Gestel (Leo is de afkorting van de bijnaam Leonardo die hem door zijn Amsterdamse vrienden werd gegeven.) heeft het gezicht van de Nederlandse moderne kunst voor een belangrijk deel bepaald. Samen met Jan Sluijters en Piet Mondriaan was hij koploper van het Nederlands Modernisme. Onder deze term verstaan we de Nederlandse versie van de toenmalige internationale avant-gardistische stromingen pointillisme, fauvisme, kubisme en futurisme. Gestel heeft in elk van deze richtingen zijn inspiratie gezocht. In 1903 kon hij zich, ondanks het verzet van zijn vader, vrij kunstenaar noemen. Inmiddels woonde hij in Amsterdam, behaalde zijn les akte tekenen en was begonnen aan de avondopleiding aan de Rijksacademie onder A. Allebé. Zijn atelier aan de 2e Jan Steenstraat in Amsterdam werd een ontmoetingsplaats voor kunstenaars. Zijn reizen samen met Jan Sluiters naar o.a. Parijs, Antwerpen en Brussel werden van blijvende invloed op zijn werk. In 1912 vestigde hij zich in Bergen met zijn vrouw Ann. Zijn werk werd al vroeg gekocht door de verzamelaars J.F.S. Esser, Piet Boendermakers en Hélène Kröller – Muller. Zijn grote tekentalent is naast zijn ontwikkeling als schilder steeds van belang gebleven, vooral na de modernistische periode. Maar ook juist aan het begin van zijn loopbaan waren de vlotgetekende pastels populair.