Portret van Greet met hoed Portret van Greet met hoed

J.C.B. (JAN) SLUIJTERS 1881 's-Hertogenbosch - 1957 Amsterdam Portret van Greet met hoed

Olieverf / Doek: 50 x 40 cm


Verkocht
  • Dit object kan bekeken worden in onze gallery
  • Bel ons voor meer informatie: +31 26 361 1876
  • Wereldwijde verzending mogelijk

Details

In januari 1909 leerde Jan Sluijters Greet van Cooten kennen, op de tentoonstelling die hij samen met Cees Spoor en Piet Mondriaan had georganiseerd in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij vroeg haar voor hem model te staan en ze werden meteen verliefd. Omdat Sluijters al getrouwd was en zelfs een dochtertje had moest hij zijn gezin verlaten. Na een kort verblijf in Heeze vertrok hij met Greet naar Laren waar ze twee jaar zouden blijven. In 1910 scheidde hij van zijn eerste vrouw, Bertha Langerhorst om met Greet te kunnen trouwen. Toen Jan Sluijters Greet van Cooten leerde kennen was zij niet alleen een schildersmodel met een grote belangstelling voor kunst en cultuur, ze was ook zangeres en schilderde zelf ook, tot de geboorte van hun eerste zoon Jan Junior in 1914. In 1913 exposeerde zij op de tentoonstelling van de kunstenaarsvereniging Sint-Lucas. “Als nieuwelinge in het schildersgild begroeten wij mevrouw Sluijters-van Cooten (Jan Sluijters’ betere helft)”, schreef het weekblad De Kunst. Daarnaast was zij ‘lectrice’, voorleester, in Haarlem. Haar hele huwelijk met Sluijters is zij haar man blijven voorlezen. “Zelf leest hij nooit, maar hij luistert graag”, zei ze later in een interview. Greet was Sluijters muse en zijn favoriete model en hij stelde prijs op haar mening: “Mijn vrouw[…] is misschien de eenige naar wie ik luisteren kan en dat komt doordat zij mij zoo door en door kent en ook door haar uiterst fijne intuïtie”, zei hij in 1923.

Dit eenvoudige kleine portretje is een van de eerste die hij maakte van zijn nieuwe grote liefde. Jan Sluijters schilderde Greet in die eerste werken in verschillende houdingen, waarbij hij vooral experimenteerde met de plaatsing van contrasterende kleurvlakken en gekleurde contourlijnen. In die tijd maakte hij veel portretten en naaktstudies van Greet. Zij poseerde voor tientallen schilderijen, portretstudies, kubistische experimenten en naakten. Later beeldde hij haar graag af als de moeder van hun kinderen. Altijd is zij direct herkenbaar aan haar wat dromerige oogopslag.

Sluijters werk was volop in ontwikkeling in deze periode. Internationale kunststromingen volgden elkaar razendsnel op en Sluijters was vaak een van de eerste Nederlandse schilders om die op te pikken, te verwerken in zijn eigen werk en daarmee in Nederland te introduceren. Toen hij Greet ontmoette was het landschap zijn voornaamste onderwerp. Hij experimenteerde met het effect van kleur en licht waarbij hij het landschap weergaf in stippen, strepen en kleurvlakken in zinderende kleuren. Steeds vaker ging hij in deze periode portretten en figuurstukken maken, ongetwijfeld gestimuleerd door zijn nieuwe grote liefde Greet, die hij talloze malen afbeeldde. Waar hij zijn landschappen componeerde uit korte streepjes en stippen die hij had ontleend aan het Franse divisionisme, laat hij het pointillé op ons portret achterwege. De enorme kleurgevoeligheid die zo typerend is voor Jan Sluijters spreekt ook uit ons schilderij. Het is opgebouwd uit een aantal grotere vlakken blauwe en paarse tinten, geaccentueerd door het opvallende roze van de kraag en de manchetten. Ook de witte jas bevat talloze tinten blauw, net als de schaduwen in het haar onder de grote zwarte hoed. Het portret is realistisch, waarbij vooral het gezicht gedetailleerd is uitgewerkt. Andere details, zoals de stoel waarop het model zit en vooral de handen zijn slechts schetsmatig weergegeven. Ook een uitgewerkte achtergrond, met kleurige stoffen, bloemen en attributen, die Sluijters later zo graag gebruikte, ontbreken nog op dit schilderij. Al in 1906 was Jan Sluijters onder de indruk geraakt van de allermodernste kunst die hij zag in Parijs. Een van de schilders daar, die een blijvende invloed zou hebben, was Kees van Dongen. Ook op ons portretje is die invloed onmiskenbaar. De directe blik, zo kenmerkend voor Van Dongen, nam Sluijters over en steeds vaker kijken zijn modellen de beschouwer recht aan, zoals ook op ons portret.

Artiest
J.C.B. (JAN) SLUIJTERS1881 's-Hertogenbosch - 1957 Amsterdam
Titel
Portret van Greet met hoed
Materiaal & Techniek
Olieverf / Doek
Afmetingen
Hoogte: 50 cm
Breedte: 40 cm
Signatuur
Linksonder gemonogrameerd "JS"
Provenance
Collectie Jan W. Jonker, Amsterdam
Veiling Christie's Amsterdam, June 17th, 2014
Particuliere collectie Nederland
Literatuur
Kunstwerk is opgenomen in de "Catalogue Raisonné" door het 'Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD)' te 's-Gravenhage
Permalink: https://rkd.nl/explore/images/247258
Datering
1909
Categorie
Schilderijen

Over J.C.B. (JAN) SLUIJTERS

Jan Sluijters behoort tot de belangrijkste Hollandse schilders uit de eerste helft van de 20ste eeuw. In 1904 won hij de Prix de Rome. De moderne Franse schilderkunst leerde Sluijters in 1906/1907 in Parijs kennen en was van beslissende invloed op zijn werk. Hier kreeg hij contact met nieuwe stromingen in de kunst zoals het Fauvisme (Matisse, De Vlaminck, Roualt, Van Dongen) en het luminisme (Seurat, Signac). In de jaren 1906 - 1916 verwierf hij erkenning als één van de grote vernieuwers van de Nederlandse schilderkunst. In de periode dat Sluijters een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Nederlandse luminisme was, met name in de jaren 1907-1911, keerde het onderwerp bos, bomen, lanen en zandwegen regelmatig terug in zijn werk; meer dan 15 keer werd deze thematiek - voorzover bekend - afzonderlijk, dan wel in combinatie door hem behandeld. De bosgezichten uit 1907 en 1908 roepen herinneringen op aan de composities en het kleurgebruik van Vincent van Gogh (1853-1890). De topografie, het perspectief en de nog precieze weergave van bomen en gebladerte domineren de composities uit deze jaren. Door privé-omstandigheden, vertrok Sluijters met zijn vriendin Greet van Cooten naar het Brabantse Heeze. Aldaar schilderde hij een aantal uitbundige bosgezichten, boomgaarden en boerderijen. Kleurcontrasten, divisionistische korte verfstreken in horizontale en verticale vorm naast de langere lijnen van de boomstammen kenmerken het handschrift. Beïnvloeding, keuze voor dezelfde onderwerpen en samenwerking tussen Piet Mondriaan (1872-1944), Leo Gestel (1881-1941) en Sluijters is door vele auteurs aan de orde gesteld. Ook in dit geval geven de natuurstudies van bomen in niet-realistische kleuren, die een expressie van de beleving van de natuur tot uitdrukking moeten brengen, niet alleen overeenkomsten, maar tevens verschillen tussen de drie kunstenaars te zien. In 1908 schilderde Mondriaan zijn beroemde en monumentale "Bos bij Oele" (collectie Haags Gemeente-museum), waarin in het bijzonder het accent gelegd wordt op horizontale en verticale lijnen in gele en blauwviolette kleurcontrasten. Dit schilderij, voor het eerst tentoongesteld in januari 1909 op een gemeenschappelijke expositie van Kees Spoor (1867-1928), Sluijters en Mondriaan in het Stedelijk Museum te Amsterdam, moet op Sluijters grote indruk hebben gemaakt. De wijze waarop de bomen in het "Boschlaantje" uit 1910 vorm en kleur gegeven zijn, getuigt van deze beïnvloeding, maar tevens van het grotere accent dat Sluijters legde op het bontere kleurengamma: blauw, violet, geel, rood, zwart en vele groenvarianten. Het perspectief speelde steeds minder een rol in de bosgezichten van 1910 en 1911; in het "Boschlaantje" slechts aangegeven door de locatie van de bomen en de korte verfstreken van de weg. Zoals in het "Bos bij Oele" reiken de bomen en de kruinen tot in de hemel en besluiten aan de bovenzijde het schilderij. Horizon en gebladerte lopen vloeiend in elkaar over. De schilderijen die Sluijters in 1910 maakte, behoren tot de fraaiste werken uit zijn luministische periode. Zo ook het "Boschlaantje", waarin op bijna abstracte wijze het spel van korte en lange lijnen, brede en smalle kleurvlakken zich voltrekt. Toch blijft Sluijters door de bomen het bos zien; de compositie blijft herkenbaar. Het ging Sluijters niet om "het zoeken naar effect, om met kleuren te patsen", zoals hij zijn schildersvriend Kees Spoor in 1910 toevertrouwde, maar om "een heviger voelen van superioriteit van geest, die ontroerd wordt door de dingen die boven het gewoon optisch waarneembare staan" in verf uit te drukken. In de loop van 1911, samenvallend met zijn vertrek uit Laren, brak Sluijters met het luminisme en sloeg hij een andere artistieke weg in.