Flamenco Danseressen, Sevilla - Parijs Flamenco Danseressen, Sevilla - Parijs

J.C.B. (JAN) SLUIJTERS 1881 's-Hertogenbosch - 1957 Amsterdam Flamenco Danseressen, Sevilla - Parijs

Pastel / Papier: 36,5 x 53,5 cm


Beschikbaar, prijs op aanvraag
  • Dit object kan bekeken worden in onze gallery
  • Bel ons voor meer informatie: +31 26 361 1876
  • Wereldwijde verzending mogelijk

Details

Deze bijzondere en vrijwel onbekende pasteltekening stamt uit een cruciale fase van Sluijters ontwikkeling. We zien een optreden van een Spaanse dansgroep. De twee danseressen worden beschenen door felle elektrische voetlichten, een nieuwigheid in die tijd, die grote indruk maakte op kunstenaars. Het sterke contrast tussen licht en donker en de harde schaduwen heeft Sluijters hier de hoofdrol gegeven. Door het licht is alle aandacht gericht op de twee danseressen. De muzikanten en het publiek verdwijnen bijna in het donker. De tekening is vol van de energie en beweging die de voorstelling ook gehad moet hebben.

In 1904 had Jan Sluijters de Prix de Rome gewonnen. Deze belangrijkste prijs voor jonge kunstenaars stelde hem in staat vier jaar lang naar het buitenland te gaan om daar de kunst te bestuderen. De prijs veranderde Sluijters werk en ideeën over kunst voorgoed, maar anders dan de jury had bedoeld. Zijn eerste reis ging naar Italië, waar hij met steeds meer tegenzin de voorgeschreven klassieke meesters kopieerde. Hij was meer geïnteresseerd in wat hij zag in de Romeinse volksbuurten en in de moderne Franse kunst op de Biennale in Venetië. Zijn tweede reis moest naar Spanje en Marokko gaan, maar Sluijters wilde veel liever het hele jaar naar Parijs. Na een kort verblijf daar moest hij toch naar Spanje, waar hij in het Prado een schilderij van Velazquez kopieerde. Madrid beviel hem niet. Aan zijn vrouw schreef hij: “hoe mooi het ook zijn moge, hoe grootsch, hoe imposant, de bloembollen en de Jordaan zijn mooier”. Veel boeiender vond hij de Spaanse dansen “die men in z.g. volkstheaters nogal eens zien kan”. Hij beet zich vast in het onderwerp, maakte verschillende studies van danseressen in verschillende theaters en liet danseressen voor hem poseren op zijn kamer. Toch was hij weinig succesvol. “Een schilderijtje, voorstellende een Andalusisch danshuis, waaraan ik lang werkte, is totaal mislukt”, schreef hij in een brief. Hij begon ook aan een groot schilderij van het onderwerp. Ook dat lukte niet omdat zijn kamer te klein was. In grote haast legde Sluijters de rest van zijn verplichte programma af. In sneltreinvaart reisde hij naar Malaga, Granada, Cordoba, Sevilla, Valencia en Barcelona, omdat hij op tijd wilde zijn voor de Salon des Indépendants in Parijs. Nog net voor de sluiting arriveerde Sluijters in Parijs voor deze jaarlijkse tentoonstelling van modern gezinde kunstenaars. Na een kort verblijf in Amsterdam liet de jury van de Prix de Rome hem maar weer naar Parijs gaan “welke stad altijd zijn rêve scheen te zijn”. Hier werkte hij als een bezetene en pakte hij het thema van de Spaanse dans weer op. Onze pastel, die hij begonnen was in Sevilla, maakte hij hier af, getuige het opschrift Seville - Paris 06 dat linksonder te lezen is. Dit werk is daarmee een verslag van zijn reis en van zijn ontwikkeling in dat cruciale jaar 1906. Het werk is nog vrij gedetailleerd en gebaseerd op wat hij in Spanje had gezien en getekend. Onder invloed van de Parijse Fauvisten als Matisse en Van Dongen, werkt Sluijters later dat jaar steeds meer met grote kleurvlakken met sterke contrasten, en zoomt hij steeds verder in op een van de danseressen. Iets wat hem bijzonder interesseerde was de weergave van het nieuwe elektrische licht in de theaters, een onderwerp dat kort daarvoor door kunstenaars als Kees van Dongen was ontdekt. Ook om die reden moet onze tekening in Parijs zijn afgemaakt, waarschijnlijk is het de eerste maal dat Sluijters dit thema oppakte. In de uitbundige schilderijen van nachtelijke cafés en kermissen die in dit jaar volgden en die culmineerden in het spectaculaire Bal Tabarin kreeg het effect van het elektrisch licht de hoofdrol. Dit werk was naar de smaak van de jury in Nederland zo radicaal, dat Sluiters zijn toelage kwijtraakte. Volgens de jury had Sluijters in zijn “als schilderij bedoelde doeken” zich teveel laten meeslepen door “het valsche vernuft der nieuwste Fransche richting”.

Artiest
J.C.B. (JAN) SLUIJTERS1881 's-Hertogenbosch - 1957 Amsterdam
Titel
Flamenco Danseressen, Sevilla - Parijs
Materiaal & Techniek
Pastel / Papier
Afmetingen
Hoogte: 36,5 cm
Breedte: 53,5 cm
Signatuur
Rechtsboven gesigneerd
Linksonder geannoteerd "Seville - Paris"
Provenance
Cadeau van de kunstenaar aan de grootmoeder van de vorige eigenaar, Amsterdam
Particuliere collectie (3e generatie), Nederland
Literatuur
Anita Hopmans, "Jan Sluijters (1881 - 1957). Aquarellen en tekeningen", Bois-leDuc 1991, p.. 47, no. 1a
Datering
1906
Categorie
Werken op papier

Over J.C.B. (JAN) SLUIJTERS

Jan Sluijters behoort tot de belangrijkste Hollandse schilders uit de eerste helft van de 20ste eeuw. In 1904 won hij de Prix de Rome. De moderne Franse schilderkunst leerde Sluijters in 1906/1907 in Parijs kennen en was van beslissende invloed op zijn werk. Hier kreeg hij contact met nieuwe stromingen in de kunst zoals het Fauvisme (Matisse, De Vlaminck, Roualt, Van Dongen) en het luminisme (Seurat, Signac). In de jaren 1906 - 1916 verwierf hij erkenning als één van de grote vernieuwers van de Nederlandse schilderkunst. In de periode dat Sluijters een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Nederlandse luminisme was, met name in de jaren 1907-1911, keerde het onderwerp bos, bomen, lanen en zandwegen regelmatig terug in zijn werk; meer dan 15 keer werd deze thematiek - voorzover bekend - afzonderlijk, dan wel in combinatie door hem behandeld. De bosgezichten uit 1907 en 1908 roepen herinneringen op aan de composities en het kleurgebruik van Vincent van Gogh (1853-1890). De topografie, het perspectief en de nog precieze weergave van bomen en gebladerte domineren de composities uit deze jaren. Door privé-omstandigheden, vertrok Sluijters met zijn vriendin Greet van Cooten naar het Brabantse Heeze. Aldaar schilderde hij een aantal uitbundige bosgezichten, boomgaarden en boerderijen. Kleurcontrasten, divisionistische korte verfstreken in horizontale en verticale vorm naast de langere lijnen van de boomstammen kenmerken het handschrift. Beïnvloeding, keuze voor dezelfde onderwerpen en samenwerking tussen Piet Mondriaan (1872-1944), Leo Gestel (1881-1941) en Sluijters is door vele auteurs aan de orde gesteld. Ook in dit geval geven de natuurstudies van bomen in niet-realistische kleuren, die een expressie van de beleving van de natuur tot uitdrukking moeten brengen, niet alleen overeenkomsten, maar tevens verschillen tussen de drie kunstenaars te zien. In 1908 schilderde Mondriaan zijn beroemde en monumentale "Bos bij Oele" (collectie Haags Gemeente-museum), waarin in het bijzonder het accent gelegd wordt op horizontale en verticale lijnen in gele en blauwviolette kleurcontrasten. Dit schilderij, voor het eerst tentoongesteld in januari 1909 op een gemeenschappelijke expositie van Kees Spoor (1867-1928), Sluijters en Mondriaan in het Stedelijk Museum te Amsterdam, moet op Sluijters grote indruk hebben gemaakt. De wijze waarop de bomen in het "Boschlaantje" uit 1910 vorm en kleur gegeven zijn, getuigt van deze beïnvloeding, maar tevens van het grotere accent dat Sluijters legde op het bontere kleurengamma: blauw, violet, geel, rood, zwart en vele groenvarianten. Het perspectief speelde steeds minder een rol in de bosgezichten van 1910 en 1911; in het "Boschlaantje" slechts aangegeven door de locatie van de bomen en de korte verfstreken van de weg. Zoals in het "Bos bij Oele" reiken de bomen en de kruinen tot in de hemel en besluiten aan de bovenzijde het schilderij. Horizon en gebladerte lopen vloeiend in elkaar over. De schilderijen die Sluijters in 1910 maakte, behoren tot de fraaiste werken uit zijn luministische periode. Zo ook het "Boschlaantje", waarin op bijna abstracte wijze het spel van korte en lange lijnen, brede en smalle kleurvlakken zich voltrekt. Toch blijft Sluijters door de bomen het bos zien; de compositie blijft herkenbaar. Het ging Sluijters niet om "het zoeken naar effect, om met kleuren te patsen", zoals hij zijn schildersvriend Kees Spoor in 1910 toevertrouwde, maar om "een heviger voelen van superioriteit van geest, die ontroerd wordt door de dingen die boven het gewoon optisch waarneembare staan" in verf uit te drukken. In de loop van 1911, samenvallend met zijn vertrek uit Laren, brak Sluijters met het luminisme en sloeg hij een andere artistieke weg in.