Olieverf/Karton: 80 x 55 cm
Dit schilderij is een bijzondere vondst. Dit aantrekkelijke, typisch Parijse tafereel, zo kenmerkend voor het werk van Isaac Israels, was nog niet eerder in het openbaar te zien en is nu voor het eerst op de markt. Het vormt een bijzondere toevoeging aan het bekende en geliefde Parijse oeuvre van Isaac Israels en toont een van zijn favoriete plekken, het Bois de Boulogne. We zien twee dames, bijna ten voeten uit afgebeeld, gearmd aan de wandel in het park. Het tweetal is van dichtbij, schijnbaar in het langslopen, even snel gezien. De achtergrond is schetsmatig weergegeven. We zien het groen van de bomen en het okergeel van het gravel, wat wandelaars in de verte en een lantaarnpaal. De corsages van de dames en de bloemen op de hoed van één van hen brengen nog wat extra kleur in het werk. Met virtuoze, brede verfstreken in genuanceerde kleuren gaf Israels een snelle impressie van twee toevallige voorbijgangers, even in een snelle glimp geobserveerd.
Van 1904 tot 1913 woonde Isaac Israëls in Parijs. Hij had er zijn atelier op de Boulevard de Clichy, aan de rand van de kunstenaarswijk Montmartre. Alle aspecten van het mondaine leven in de grote stad interesseerde Isaac Israels. Hij schilderde er zijn geliefde Parijse motieven: het uitgaanspubliek in de cafés, cabarets en bistro’s, circusartiesten en mensen -vooral vrouwen- op straat. De Parijse modeindustrie had ook zijn grote belangstelling. Zijn favoriete plek was het grote stadspark Bois de Boulogne waar de Parijzenaren zich graag in hun vrije tijd vermaakten. Isaac kreeg geen genoeg van de wandelende dames, jonge vrouwen die er een boek lazen op een bankje, jonge paren, en picknickende families. In zijn tijd was Israels een veelgevraagd portrettist, die er in virtuoze snelle verfstreken in slaagde het karakter van zijn modellen te vangen. Liever nog wekte hij de indruk dat zijn modellen zich onbespied waanden, alsof zijn schilderijen snapshots waren van toevallige voorbijgangers, zoals hier. In werkelijkheid vroeg Israels mensen om voor hem te poseren. Zijn sterkste kant was het pakken en vasthouden van precies het juiste moment voordat het voor altijd voorbij zou gaan. Ook een schilderij als het onze, waar de twee dames ongetwijfeld even voor hebben geposeerd, geeft de indruk van een toevallige blik op twee voorbijgangers op straat; een korte greep uit het volle leven, voor altijd vastgelegd.
De schoonheid zoeken in de dagelijkse werkelijkheid was Israels missie en hij werd er een meester in om met enkele brede verfstreken de essentie van een persoon te treffen. Dit schilderij is een goed voorbeeld van Israels virtuoze impressionisme. Het leven zo direct mogelijk vangen was zijn doel, en dan vooral de leuke kanten van het leven. Flaneren op straat, het strand, mensen die zich vermaken in een café of theater, mooie vrouwen; alles het liefst op een zonnige dag. Hij had zijn stijl ontwikkeld in Amsterdam en tot een hoogtepunt gebracht in Parijs, waar hij in 1904 was gaan wonen. Modestad Parijs was de ideale plek voor hem en de mode was ook de reden dat hij er naartoe verhuisde. Hij kwam op uitnodiging van Jeanne Paquin, de eigenaresse van een groot Parijs modehuis, omdat hij eerder naaisters, pasdames, mannequins en de chique clientèle had geschilderd van het Amsterdamse modemagazijn Hirsch. Israels schreef: 'Ik ben hoofdzakelijk naar Parijs gegaan, omdat ik daar een goed introductie had bij een groot couturier, en zoo komt men van het een tot het ander.' De drukte en dynamiek van de Franse hoofdstad paste perfect bij de energie van Israels. Hij zou er blijven wonen tot 1913 en hield er zijn atelier aan tot 1925.
Isaac Israels was de enige zoon van de schilder Jozef Israels. Het gezin verhuisde in 1871 van Amsterdam naar Den Haag. Isaac kreeg daar ook zijn opleiding aan de academie tegelijk met o.a. George Breitner, Floris Verster en Marius Bauer. Hij was van jongs af aan een veelbelovend kunstenaar en won al vroeg prijzen voor zijn schilderijen. In de jaren ’80 specialiseerde Isaac zich in militaire onderwerpen, een belangstelling die hij deelde met Breitner en Verster. Ondanks deze veelbelovende start vond hij dat zijn opleiding nog niet was voltooid en ging naar Amsterdam, waar hij opgenomen werd in de kring der Tachtigers. Het woelige stadleven werd de rode draad door zijn werk. Tussen 1887 en 1894 is het stil rondom hem: weinig schilderijen zijn uit deze periode bekend. Vanaf het midden van de jaren ‘90 ging Israels ‘s zomers terug naar Den Haag waar hij samen met zijn vader aan het strand ging schilderen. Zij huurden dan een villa in Scheveningen. Isaacs in Amsterdam ontwikkelde impressionistische stijl bleek bij uitstek geschikt om het vrolijke strandleven met luchtige, lichte toets vast te leggen. Zijn schilderijen van ezeltje rijdende kinderen waren publiekslievelingen en zijn nog altijd bijzonder geliefd. Israels grapte dat de verkoop van een schilderij “de Hoogste der kunsten” was. Zijn ezeltje-rijdende kinderen werden gretig gekocht voor hoge prijzen, en kunnen alleen al om die reden als hoogtepunten in zijn oeuvre worden beschouwd. Isaac Israels was niet alleen de virtuoze schilder van het moderne (stads)leven, hij was ook een bijzonder begaafd portrettist. Vooral in de laatste fase van zijn leven maakte hij in opdracht portretten van belangrijke Nederlanders. Ook in dit genre bleven vrouwen zijn favoriete onderwerp. Zijn hele leven had hij het liefst dienstmeisjes, Amsterdamse straatmeiden, telefonistes, mannequins in warenhuizen en naaktmodellen getekend en geschilderd. Ook zijn vrouwenportretten vormen hoogtepunten in zijn oeuvre, zoals van de spionne Mata Hari, de eerste vrouwelijke arts Aletta Jacobs en de actrice Fie Carelsen. Isaac Israels was gewend een snelle karakteristiek te geven van zijn modellen. Een rake typering moest in één keer op het doek verschijnen. Zijn beste schilderijen zijn dan ook levendig, spontaan en precies goed getroffen. ‘Ik heb laatst toen ik uit mijn raam keek een aanval van patriotisme gehad tot mijn verbazing. Het hollandsche is toch naar mijn idee het mooiste wat er bestaat.’ schreef Isaac Israels op weg naar Londen vanuit Hamburg aan de schilder Willem Witsen. Dat belette hem niet om rusteloos het continent op en neer te reizen. Israels reisde altijd al graag. Als kind al ging hij jaarlijks met zijn ouders naar Parijs. Hij maakte reizen naar Italië, Spanje en Noord-Afrika, Zwitserland, Spanje en Scandinavië om te tekenen en te schilderen. In de jaren ‘20 bracht hij zelfs enige tijd door in Nederlands-Indië. Vanaf 1903 had Israels een eigen atelier in Parijs, waar hij zijn favoriete onderwerpen vond onder modieuze Parijzenaren en zich kon onderdompelen in de moderne kunst die daar te zien was. In de lente van 1913 verruilde hij die stad voor Londen, waar hij een tijd een eigen studio had. Ondanks alle reizen en alle indrukken bleef Israels altijd zichzelf. Hij was in Parijs een buurman van Picasso, ging de stad in met Kees van Dongen, bewonderde de symbolist Odilon Redon en had een tijd een van de Zonnebloemen van Vincent van Gogh aan de muur. Door al die moderne indrukken liet hij zich echter niet meer van zijn moeizaam ontwikkelde pad afbrengen. Na zijn Amsterdamse jaren werd zijn palet wat lichter en zijn onderwerpen mondainer, maar hij bleef tot zijn dood vasthouden aan zijn virtuoze impressionistische stijl. In 1923 vestigde hij zich definitief op de Haagse Koninginnegracht, waar hij het atelier van zijn vader tot lang na diens dood leeg had laten staan.