Huisje aan de Achterweg te Amsterdam Huisje aan de Achterweg te Amsterdam

J.C.B. (JAN) SLUIJTERS 1881 's-Hertogenbosch - 1957 Amsterdam Huisje aan de Achterweg te Amsterdam

Olieverf / Doek: 49 x 40 cm


Beschikbaar, prijs op aanvraag
  • Dit object kan bekeken worden in onze gallery
  • Bel ons voor meer informatie: +31 26 361 1876
  • Wereldwijde verzending mogelijk

Details

Tussen 1907 en 1909 woonde Jan Sluijters in de Kostverlorenstraat in Amsterdam-West; destijds een snel veranderende rommelige stadsrand. Hij tekende en schilderde er de fabrieksterreinen, kleine oude huisjes, de nieuwe stadsuitbreidingen en de oude zaagmolens in de Baarsjes en de omgeving van de Kostverlorenvaart. Dit Huisje aan de Achterweg is mogelijk het molenaarshuis van de molen 't Luipaard, die hij verschillende malen geschilderd heeft. De plaats en vorm van de lantaarnpaal, de houten beschoeiing langs de wal van de sloot, de sloot zelf en de vorm van de gevel zijn terug te vinden op oude foto's van de omgeving van omstreeks de eeuwwisseling. Aan de andere kant van het huis liep de Middenweg. De molen stond ter hoogte van de hoek van de Gillis van Ledenberchstraat en de huidige Eerste Hugo de Grootstraat. Sluijters woonde hier nog geen vijf minuten vandaan. In 1931 werd de molen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. De snel veranderende stad was een thema dat door de kunstenaars van de Haagse en de Amsterdamse school al was ontdekt aan het einde van de negentiende eeuw. Vooral voor Breitner was het een favoriet onderwerp. Sluijters deed het echter heel anders. Hij was in 1907 teruggekeerd in Amsterdam na een lang verblijf in Spanje, Italië en Frankrijk, waar hij zich had ondergedompeld in de allernieuwste kunst. Hij was vooral sterk geïnspireerd geraakt door de spontane manier van schilderen en de felle kleuren van de moderne schilders in Parijs, als Toulouse-Lautrec, Derain, Matisse en Van Dongen. Zijn ervaring aldaar zorgde voor een enorme ontwikkeling in zijn werk en zijn persoonlijke verwerking van de actuele Franse kunst schudde het gezapige en behoudende kunstklimaat in Nederland op. Zijn invloed op andere kunstenaars was groot. Het werk uit deze periode leidde tot de typisch Nederlandse kunststroming van het Luminisme. Sluijters zorgde met zijn werk uit deze jaren voor een doorbraak van het modernisme in Nederland. Uiteindelijk bracht hij er een bredere acceptatie van de moderne kunst mee teweeg.

De Franse invloed op zijn werk in deze periode is onder meer te zien in het steeds meer loslaten van de werkelijke kleur en vorm. Sluijters gebruikte van elkaar losgemaakte verftoetsen en versterkte de kleurcontrasten. Daarnaast beperkte hij de dieptewerking in zijn schilderijen. Op ons schilderij wordt de gevel van het huisje afgesneden door de lijst waardoor we niet verder kunnen kijken en de ruimte heel ondiep wordt. Een klassieke kunstenaar had zeker gezorgd voor een doorkijkje naast het huis. We zien het huisje vanaf de overkant van een vaart of sloot, waarvan de houten beschoeiing een stevige horizontale fundering aan de compositie geeft. Klassiek en nieuw tegelijkertijd is de lantaarnpaal als repoussoir op de voorgrond, die de verschillende delen van het schilderij met elkaar verbindt. De losse toetsen en de kleuren, vooral het paars, waar Sluiters in deze periode een grote voorkeur voor had, geven het schilderijtje een zinderende aanwezigheid.

Naast de fauvisten en met name Kees van Dongen, liet Sluijters zich vooral ook door Vincent van Gogh inspireren, die al in 1890 was overleden, maar die nog steeds niet erg bekend was in Nederland. Het gebruik van losse, dynamische verfstreken doet direct denken aan het werk van Van Gogh en de kleurcontrasten, blauw naast rood en de mengeling van lichtblauw, violet en groen zijn zeker geïnspireerd door het werk van deze toen nog omstreden voorloper. Sluijters had het werk van Van Gogh al leren kennen tijdens zijn studie aan de Rijksakademie, op een kleine tentoonstelling bij de Amsterdamse kunsthandel Buffa in 1901. Een paar jaar later was Van Goghs werk op grotere schaal te zien in het in het Stedelijk Museum. Er ontstond een vurig debat in Nederland tussen de bewonderaars en de tegenstanders. Sluijters verdedigde Van Gogh fel. In een ingezonden brief aan De Telegraaf schreef hij: “Waarom moest de Groote Vincent naar ’t buitenland vluchten?”

Artiest
J.C.B. (JAN) SLUIJTERS1881 's-Hertogenbosch - 1957 Amsterdam

Titel
Huisje aan de Achterweg te Amsterdam

Materiaal & Techniek
Olieverf / Doek

Afmetingen
Hoogte: 49 cm

Breedte: 40 cm

Signatuur
Linksonder gesigneerd

Provenance
Collectie wijlen Prof. K. Brinks (schoonzoon van de kunstenaar), Amsterdam, 1957 - 1989

Collectie P. Albricht, Velp, 1989

Kunstgalerij Albricht, Oosterbeek, 1998

Particuliere collectie Nederland, 2002

Tentoonstellingen
Jan Sluijters, Singer Museum, Laren, 1967, no. 21

Literatuur
A.B. Loosjes-Terpstra, Moderne Kunst in Nederland, 1959, Utrecht, p. 46-47 en 83 (afb. 85)

N. Bakker en J. Juffermans, Jan Sluijters, 1981, Utrecht, p. 103 en 106 (afb.)

J.J.M. de Meere, Kunst als passie: Jubileum tentoonstelling Kunstgalerij Albricht, 1998, Slot Zeist Zeist, no. 71, p. 88-89 (afb.)

Kunstwerk is opgenomen in de “Catalogue Raisonné” door het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD), Den Haag Permalink https://rkd.nl/explore/images/100388

Datering
1908

Categorie
Schilderijen

Over J.C.B. (JAN) SLUIJTERS

Jan Sluijters behoort tot de belangrijkste Hollandse schilders uit de eerste helft van de 20ste eeuw. In 1904 won hij de Prix de Rome. De moderne Franse schilderkunst leerde Sluijters in 1906/1907 in Parijs kennen en was van beslissende invloed op zijn werk. Hier kreeg hij contact met nieuwe stromingen in de kunst zoals het Fauvisme (Matisse, De Vlaminck, Roualt, Van Dongen) en het luminisme (Seurat, Signac). In de jaren 1906 - 1916 verwierf hij erkenning als één van de grote vernieuwers van de Nederlandse schilderkunst. In de periode dat Sluijters een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Nederlandse luminisme was, met name in de jaren 1907-1911, keerde het onderwerp bos, bomen, lanen en zandwegen regelmatig terug in zijn werk; meer dan 15 keer werd deze thematiek - voorzover bekend - afzonderlijk, dan wel in combinatie door hem behandeld. De bosgezichten uit 1907 en 1908 roepen herinneringen op aan de composities en het kleurgebruik van Vincent van Gogh (1853-1890). De topografie, het perspectief en de nog precieze weergave van bomen en gebladerte domineren de composities uit deze jaren. Door privé-omstandigheden, vertrok Sluijters met zijn vriendin Greet van Cooten naar het Brabantse Heeze. Aldaar schilderde hij een aantal uitbundige bosgezichten, boomgaarden en boerderijen. Kleurcontrasten, divisionistische korte verfstreken in horizontale en verticale vorm naast de langere lijnen van de boomstammen kenmerken het handschrift. Beïnvloeding, keuze voor dezelfde onderwerpen en samenwerking tussen Piet Mondriaan (1872-1944), Leo Gestel (1881-1941) en Sluijters is door vele auteurs aan de orde gesteld. Ook in dit geval geven de natuurstudies van bomen in niet-realistische kleuren, die een expressie van de beleving van de natuur tot uitdrukking moeten brengen, niet alleen overeenkomsten, maar tevens verschillen tussen de drie kunstenaars te zien. In 1908 schilderde Mondriaan zijn beroemde en monumentale "Bos bij Oele" (collectie Haags Gemeente-museum), waarin in het bijzonder het accent gelegd wordt op horizontale en verticale lijnen in gele en blauwviolette kleurcontrasten. Dit schilderij, voor het eerst tentoongesteld in januari 1909 op een gemeenschappelijke expositie van Kees Spoor (1867-1928), Sluijters en Mondriaan in het Stedelijk Museum te Amsterdam, moet op Sluijters grote indruk hebben gemaakt. De wijze waarop de bomen in het "Boschlaantje" uit 1910 vorm en kleur gegeven zijn, getuigt van deze beïnvloeding, maar tevens van het grotere accent dat Sluijters legde op het bontere kleurengamma: blauw, violet, geel, rood, zwart en vele groenvarianten. Het perspectief speelde steeds minder een rol in de bosgezichten van 1910 en 1911; in het "Boschlaantje" slechts aangegeven door de locatie van de bomen en de korte verfstreken van de weg. Zoals in het "Bos bij Oele" reiken de bomen en de kruinen tot in de hemel en besluiten aan de bovenzijde het schilderij. Horizon en gebladerte lopen vloeiend in elkaar over. De schilderijen die Sluijters in 1910 maakte, behoren tot de fraaiste werken uit zijn luministische periode. Zo ook het "Boschlaantje", waarin op bijna abstracte wijze het spel van korte en lange lijnen, brede en smalle kleurvlakken zich voltrekt. Toch blijft Sluijters door de bomen het bos zien; de compositie blijft herkenbaar. Het ging Sluijters niet om "het zoeken naar effect, om met kleuren te patsen", zoals hij zijn schildersvriend Kees Spoor in 1910 toevertrouwde, maar om "een heviger voelen van superioriteit van geest, die ontroerd wordt door de dingen die boven het gewoon optisch waarneembare staan" in verf uit te drukken. In de loop van 1911, samenvallend met zijn vertrek uit Laren, brak Sluijters met het luminisme en sloeg hij een andere artistieke weg in.